';
Herkomst |
Deze Afrikaanse prachtvinken (Estrildidae) zijn afkomstig van Zuidoost-Azië, voornamelijk India en Indonesië. Ze leven altijd in de nabijheid van water, in graslanden of rond akkers, in struiken of tussen de lange grassen. |
Afmetingen |
Gemiddeld zo’n 10cm lang van de kop tot de punt van hun staart. |
Uiterlijk |
Tijdens het broedseizoen zijn de mannetjes fel rood gekleurde vogeltjes |
Geslachts verschil |
Uiterlijk is er tijdens het broedseizoen een duidelijk verschil te zien. |
Huisvesting |
Ze kunnen zowel in een sierkooi, in een kweekkooi, in een binnen-, als in een (beplante) volière gehouden worden. In een buitenvolière kunnen ze in de winter buiten blijven, als er een tocht- en vorstvrij (verwarmd tot minimaal 5°C) nachthok aanwezig is. Ze mogen in een grote kooi of volière met soortgenoten samen gehouden worden, maar enkel buiten het broedseizoen Want tijdens het broedseizoen zullen ze hun nest agressief verdedigen, hou dan slechts 1 koppel in het verblijf. Hou rekening met het kleine formaat van de vogeltjes, daarom moeten de mazen van de volièredraad fijn genoeg zijn, zodat ze niet kunnen ontsnappen. Ze nemen graag een bad, het is dan ook aan te raden dagelijks een bad te voorzien met vers badwater. |
Broedvoorzieningen |
In een beplante volière kunnen ze in een struik een (kogelvormig) nest maken, anders verkiezen ze een halfopen exoten nestkastje. En geef ook zeker voldoende nestmateriaal (sisal-katoen-jute-dierlijk haar-mos). |
Kweek |
Als het nestje afgewerkt is, zal al snel het eerste eitje gelegd worden, het popje zal gemiddeld 4 tot 6 eitjes leggen. Na 11 à 12 dagen broeden, afwisselend door beide ouders, zullen de eitjes uitkomen. Beide ouders zullen de jongen voeren. Na enkele dagen kunnen de jongen geringd worden (2,3mm) en op de leeftijd van ongeveer 3 weken zullen ze het nest verlaten. Vervolgens zullen ze nog ongeveer 2 weken (bij)gevoerd worden door de ouders, vooraleer ze volledig zelfstandig zijn. De eerste dagen eten de jongen vooral kleine (levende) insecten, eivoer (& universeelvoer) en gekiemde zaden. |
Voeding |
Een zadenmengeling voor tropische vogels is het hoofdvoer, dit kan aangevuld worden met Japanse millet, onkruidzaden en trosgierst. Vooral tijdens de kweekperiode eivoer, kiemzaden, een universeelvoer en fijn levend voer aanbieden. En grit (en/of maagkiezel) en sepia moeten altijd aanwezig zijn. |