Herkomst

Deze soort kent 2 ondersoorten: Intermedius en Cabanisii.
Ze komen in de natuur in een heel groot gebied voor, met verschillende biotopen.
Ze zijn te vinden in zowat het volledige zuiden en oosten van het Afrikaanse continent.
Ze worden in savannes, moerassen, langs de kusten en aan landbouwgebieden aangetroffen.
Ze weten zich aan te passen aan zowel drogere als vochtigere omstandigheden en hebben geen schrik om zelf in en rond dorpen en steden te verblijven.
Voor hun nest kiezen ze zowat altijd voor een locatie in de buurt van water.

Afmetingen

Ze worden gemiddeld zo’n 13cm groot, kleiner dan de meeste andere Ploceus-soorten.

Levensverwachting

In de natuur worden ze gemiddeld zo’n 9 jaar oud, in gevangenschap ouder.

Uiterlijk

& Geslachtsverschil

De volwassen mannetjes zijn vooral tijdens het kweekseizoen heel opvallende vogeltjes.
Ze hebben een opvallend, zwart masker, mooi, bijna volledig rond, maar met een punt op de borst.
Net boven het masker is er een warmbruine kleur te zien. Het is verder een opvallend geel vogeltje, met een iets bruinere, gestreepte rug. Hun vleugel- en staartpennen zijn donker (zwart) en geel gezoomd. Ze verschillen van andere sterk gelijkende soorten door hun lichte gele ogen.
Ze hebben donkere poten en een donkere (zwarte), spitse bek.

De popjes zijn vrij gelijkend, maar veel minder opvallend gekleurd.
Ze hebben lichter, doffer geel lichaam, met een meer olijfgroene, gestreepte rug en vleugels.
 Ze missen het zwarte masker en hebben een grijze bek. Ook de jonge vogels zijn identiek gekleurd.
Zie je 1 opvallend geel of zwart pluimpje verschijnen, dan ben je zeker dat het een mannetje is!

Huisvesting

Ze kunnen zowel in een ruime kooi, in een binnen-, als in een buitenvolière gehouden worden.
Hun voorkeur gaat uit naar en beplante buitenvolière. In een buitenvolière kunnen ze in de winter buiten blijven, als er een tocht- en vorstvrij nachthok aanwezig is.
Ze kunnen beter niet per koppel, maar liever met 1 man en enkele popjes gehouden worden.
Of in een groepje als er genoeg ruimte en beschutting is.
Ze hebben over het algemeen een zacht karakter, maar in de kweekperiode durven de mannen hun nesten redelijk agressief verdedigen, let zeker op met andere geel gekleurde vogels.
En in een ruime gezelschapsvolière kunnen ze bij andere exotische vogels, inlandse vogels en kanaries gehouden worden.

Broedvoorziening

Voorzie voldoende nestmateriaal voor exoten (jute, sisal , dierlijk haar en vooral kokosvezel), hiermee zal (zullen) de man(nen) in een beplante volière nesten maken zo hoog mogelijk in het groen.
Ze durven hun bolvormige nesten ook aan de bovenkant van de volière vastmaken.
 Verder kunnen ook exotenkorfjes van pitriet of kokoshaar dienst doen als basis.

Kweek

Het popje zal een nest kiezen en dit nog afwerken langs binnen en daar zal de pop 2 of 4 eitjes leggen. Na 13 à 14 dagen broeden (door de pop) zullen deze uitkomen.

Na enkele dagen kunnen de jongen geringd worden (3,2mm). Enkel de pop zal de jongen voeren, voornamelijk met veel insecten. Na zo’n 10 dagen zitten de jongen al goed in de pluimen en al na 15 à 16 dagen gaan ze uitvliegen. Waarna ze nog 2 tot 3 weken (bij)gevoerd zullen worden door de pop (bij nesten later op het jaar ook door de man) vooraleer ze volledig zelfstandig zijn.

Na ongeveer 1 jaar zijn ze volledig op kleur en tot dan mogen ze zeker bij de ouders in de volière blijven. Een gezond koppel mag tot 3 nestjes per jaar grootbrengen. Let op, ze kunnen kruisen met andere ploceus-soorten. Hou deze dan ook liever niet samen, om kruisingen te vermijden.

Voeding

Het hoofdvoer is een zadenmengeling voor tropische vogels.

Dit kan aangevuld worden met wilde zaden, Japanse millet en trosgierst.

Vooral tijdens de kweekperiode, maar in kleinere hoeveelheden eigenlijk het hele jaar, best eivoer, eventueel kiemzaden, een universeelvoer, insectenvoer en levend voer aanbieden.
En grit, maagkiezel en sepia moeten altijd aanwezig zijn.

Bijzonderheden

Ze houden van een ondiep bakje met vers badwater.