';
KaRo Pantsermeerval sterbai

Zoom in

Artikelnummer: 4
Corydoras sterbai

Pantsermeerval sterbai - Corydoras sterbai

Herkomst

Ze behoren tot de familie van de Callichtyidae of pantsermeervallen. Ze zijn afkomstig van Zuid-Amerika, meer bepaald de grens tussen Bolivia en Brazilië. Daar bewonen ze in groepen de kleine (zij)riviertjes, meertjes, poelen en overstromingsgebieden van de Rio Guaporé.

Levensverwachting

Onder de juiste omstandigheden kunnen ze tot 15 jaar oud worden.

Afmetingen

Ze worden minimaal 5, gemiddeld 6 tot maximaal 8cm lang.

Uiterlijk

Deze kleine meervallen hebben zoals de naam zegt een pantser, dit zijn de platen die hun lichaam beschermen. Verder hebben ze ook 2 scherpe weerhaakjes (net onder elk oog 1) en 3 scherpe stekels aan hun vinnen (1 op hun rugvin en 1 aan elke borstvin) om zichzelf te beschermen tegen roofdieren. Tenslotte hebben sommige soorten ook een gif om als verdediging in te kunnen zetten, zoals ook deze soort.
En hun baarddraden, waarmee ze grondelen, zijn ook een typisch kenmerk. Deze soort heeft zelfs 2 paar baarddraden. Ze hebben een antracietgrijze grondkleur en hebben over hun ganse lichaam rijen met zilvergrijze stipjes. En tenslotte hebben ze hun typische fel oranje borst- en buikvinnen..

Geslachtsonderscheid

De mannetjes zijn meestal iets kleiner en fijner dan de vrouwtjes. En ze hebben een iets scherpere rugvin.

Aquarium

Het zijn actieve, sociale scholenvissen, die met een grote groep in een mooi beplant aquarium kunnen gehouden worden. Of in een gezelschapsaquarium samen met andere soorten met hetzelfde temperament en formaat. Een aquarium van 30L is aan te raden voor 2 stuks en 50L of meer voor een groepje.
Ook de combinatie met andere niet-agressieve vissen is perfect mogelijk. Ze houden van voldoende verstopmogelijkheden doormiddel van stenen, kienhout, mangrovewortels of ceramische grotjes.
Ideaal is veel losse randbeplanting en voldoende vrije zwemruimte in het midden om te kunnen grondelen.
Het zijn vissen die altijd op zoek lijken naar eten op de bodem van het aquarium en daarom vaak gehouden worden om de aquariumbodem schoon te houden.

Tip: gebruik donker grind, dit geeft minder stress aan de vissen en hun kleuren komen mooier uit.

Maar het is heel belangrijk om fijn, niet-scherp grind of zand te gebruiken om hun baarddraden niet te kunnen beschadigen. Beschadigde baarddraden kunnen tot schimmels en zelfs de dood leiden.

Tenslotte verkiezen ze een laag aquarium, maar is het vooral belangrijk dat er altijd een open wateroppervlak is. Ze zullen geregeld eens naar boven ‘schieten’ om aan het wateroppervlak lucht te komen happen, ze slikken de lucht is en persen die door hun darmen (darmademhaling).
Dit is een natuurlijk gedrag om in het wild in troebel, zuurstofarm water te overleven.

Temperatuur

Ze kunnen gehouden worden tussen 22 en 28°C. Het is belangrijk om geen te grote schommelingen in temperatuur te hebben, daar kunnen ze witstip van krijgen.

Waterwaarden

Aan te raden is een pH van 6 à 7,5, een GH van 5 à 7° DH, een KH tussen 3 en 5° Dh,
geen nitriet (NO2), geen tot bijna geen nitraat (NO3 < 1mg/l) en geen Chloor.

Verzorging

Het houden van borstelmeervallen eist weinig of geen ervaring en ze kunnen makkelijk gehouden worden. Ze stellen geen bijzondere eisen naar waterwaarden, maar ze verkiezen zacht water. Ververs wekelijks 10 à 15 % van het aquariumwater en voeg waterconditioner en goede, levende bacteriën toe om een goede waterkwaliteit te garanderen. Ze voelen zich het best in een aquarium met een goede filtering met een redelijke stroming, een beetje extra beluchting en veel verstopplekjes tussen de decoratie.

Kweken

Het kweken is redelijk eenvoudig. Je kan een groepje (+- 6 stuks) in een kweekaquarium zetten (liefst meer mannetjes), maar ze kunnen ook heel makkelijk in een gezelschapsaquarium kweken.
(Ze zijn geslachtsrijp vanaf ongeveer 10 maand.) De (+- 50) eitjes worden bevrucht en afgezet op stenen of planten, in mos of tegen het glas. Haal de eitjes voorzichtig uit het aquarium en leg ze in een kweekbakje of haal de volwassen dieren weg, zodat de eitjes of later de jongen niet opgegeten worden.

De kweekbak wordt voor de eitjes licht verduisterd. Na een incubatieperiode van ongeveer 3 à 8 dagen komen de eitjes uit, waarna de jongen nog 2 tot 3 dagen van hun dooierzak leven.
Vanaf dan moeten ze met fijn levend voer zoals cyclops en artemia-naupliën gevoed worden.

Voeding

Het zijn een echte alleseters, ze eten alles van voeding dat op de bodem valt. Ze worden dan ook in een aquarium gehouden om de bodem proper te houden. Ze eten als hoofdvoer voedertabletten speciaal voor bodembewoners en dit kan best aangevuld worden met algentabletten en levend- of diepvriesvoer.

Een gezond dieet zorgt voor gezonde vissen met mooie kleuren!