';
KaRo Indische wandelende tak

Zoom in

Artikelnummer: 3
Carausius morosus

Indische wandelende tak - Carausius morosus

Herkomst

Ze leven in India en Indonesië in het wild. Ze worden in laboratoria en als huisdier gehouden. De Indische wandelende tak (PSG 1) is als huisdier de meest en de makkelijkst te houden wandelende tak. De wandelende tak behoort tot de orde Phasmatodea.

Afmetingen

Vrouwtjes worden gemiddeld 8cm, tot maximaal 10cm. Mannetjes blijven 2cm kleiner.

Uiterlijk

Deze insecten lijken sterk op een tak, waardoor ze goed gecamoufleerd zijn. Ze hebben lang en dun lichaam en lange poten. Ze hebben korte (max. 1cm) voelsprieten en geen vleugels. Ze zijn meestal licht bruin (zandkleurig), sommige zijn donkerder bruin. Opvallend zijn de rode vlekjes dat volwassen exemplaren aan de binnenzijde van hun poten hebben.

Karakter

Het zijn rustige dieren, waarbij je meestal niet veel zal zien bewegen. Maar ze zijn nachtactief, dus ‘s avonds en ’s nachts kan je ze zien rondlopen en eten. Ze zijn eenvoudig te hanteren, ze kunnen niet springen of vliegen, ze zullen niet bijten en ze zijn niet giftig.

Verzorging

Ze kunnen perfect op kamertemperatuur gehouden worden.

Het is aan te raden om geregeld, liefst dagelijks, met een plantenverstuiver de blaadjes van het groen te besproeien, van die druppeltjes zullen ze drinken. Ook een schoteltje water met een spons erin zorgt voor drinkmogelijkheid zonder dat ze kunnen verdrinken.

Huisvesting

Hou ze in een terrarium, paludarium of goed afgesloten terrarium.

Een ideaal verblijf is 25cm hoog of hoger. Op de bodem leg je iets om de vochtigheid te absorberen zoals houtvezel, hennepstrooisel, schelpenzand, papier,…

Bij te veel vochtigheid of een slechte ventilatie kunnen er schimmels ontstaan.

Kweek

De Indische wandelende tak kent een maagdelijke voortplanting (parthenogenese).

In gevangenschap zijn er geen mannetjes bij deze soort (bij sommige wandelende takken soorten zijn er wel mannetjes), de vrouwtjes leggen onbevruchte eitjes, waar enkel vrouwtjes uit geboren worden. Er zijn dus geen mannetjes, maar soms zijn er wel vrouwtjes die lijken op mannetjes en ook het gedrag van een mannetje gaan nabootsen (gynandromorfen). Na 6 vervellingen, ongeveer 6 maand, zijn ze volwassen.

In de volgende maanden zullen de vrouwtjes enkele honderden eitjes (2 à 4 per dag) leggen. De eitjes zijn klein ( 1,5mm), rond, bruin en hebben een wit puntje.

Ze leggen de eitjes gewoon overal op de grond, je kan ze gewoon laten liggen of ze verzamelen op een vochtig keukenpapiertje. Na 2 à 3 maanden komen de eitjes uit, afhankelijk van de omgevingstemperatuur, ze zijn super klein en heel donker van kleur.

Na 6 vervellingen zijn zij op hun beurt ook volwassen vrouwtjes.

Als de kleintjes of nimfen pootjes of voelsprieten verliezen, kunnen deze nog gedeeltelijk of volledig terug groeien, afhankelijk van in welk stadium het gebeurt. Ze kunnen massaal kweken, hou daarom het aantal onder controle en laat niet te veel eitjes uitkomen.

Gooi de eitjes niet gewoon weg, maar leg ze een uurtje in de diepvriezer, dan zullen de eitjes niet uitkomen en zullen er geen eitjes uitkomen in een vuilcontainer.

Voeding

Zet een bloempotje, een vaas met een smalle hals of een gesloten potje met enkele gaatjes in het deksel in hun terrarium. Daarin wordt meestal klimop gezet. Ook braam, framboos, liguster, eik, hazelaar en rozenstruik kunnen gegeven worden. Neem geen open potje, daarin kunnen de wandelende takken gemakkelijk verdrinken. Nimfen eten niet veel, maar volwassen exemplaren hebben een grote eetlust. Let op voor insecticiden, geef geen juist gekochte plantjes of takken van langs de weg, dat is dodelijk voor wandelende takken.