';
Herkomst |
Ze zijn oorspronkelijk afkomstig van Zuid - Oost Azië, Maar dankzij uit gevangenschap ontsnapte vogels leven ze in nog vele andere landen. Ze leven zowat overal, in bossen, graslanden, maar ook in de parken en tuinen van steden. |
Afmetingen |
Gemiddeld worden ze zo’n 11 à 12cm, van kop tot staart. |
Kleuren |
Naast de wildkleur zijn er ook enkele mutaties: wit en pastel bruin. |
Uiterlijk |
Opvallend is de schubtekening op de borst, wit met een donkerbruine rand, Verder zijn het kopje en de rug chocoladebruin van kleur en de zijkanten van de kop |
Geslachts verschil |
De mannetjes zijn te herkennen aan hun zeer zachte zang, waarbij de keelveertjes trillen. |
Karakter |
Deze sociale vogels, die goed met andere vogels overweg kunnen, De beste kweekresultaten worden bereikt als ze in groep gehouden worden Deze vogel behoort tot de categorie nestslapers. Dit betekent dat ze niet slapen op stokken, maar dat ze in een nestkastje kruipen. Ze vliegen overal in volière, lopen ook over de grond en nemen bijzonder graag een bad. |
Huisvesting |
Ze kunnen zowel in een sierkooitje, als in een groepsvolière kunnen gehouden worden, samen het andere exoten, kanaries en inlandse vogels. Ze kunnen zowel in een binnen-, als in een buitenvolière met een vorst- en tochtvrij nachthok gehouden worden.. |
Broedvoorzieningen |
Het ideale nest is een halfopen nestkastje van ongeveer 12 x12 x 12cm Ook een tralienestkastje of een grote exotenkorf in pitriet of kokos wordt geaccepteerd. Dit zullen ze afwerken met nestmateriaal voor exoten |
Kweek |
Eens het nest gebouwd, zal de pop gemiddeld 4 tot 6 eitjes leggen. Er wordt afwisselend door de man en de pop gebroed. Na ongeveer 12 à 14 dagen komen de eitjes uit. De jongen zullen door beide ouders gevoerd worden. Na ongeveer 3 weken gaan de jonge vogels uitvliegen Eerst zijn de jongen bruin van kleur, na ongeveer 6 maand zijn ze op kleur Door hun zachte karakter mogen ze in een volière bij de ouders blijven. Een gezond koppel kan 3 kweekrondes per jaar grootbrengen. |
Voeding |
Een zadenmengeling voor tropische vogels is het hoofdvoer, dit kan aangevuld worden met Japanse millet en trosgierst. Vooral tijdens de kweekperiode eivoer, eventueel universeelvoer en levend voer aanbieden. En grit (of maagkiezel) en sepia moeten altijd aanwezig zijn. |
Bijzonderheden |
De muskaatvink kent verscheidene ondersoorten, maar liefst 11. |