';
KaRo Roseicolli of perzikkop dwergpapegaai

Zoom in

Artikelnummer: 1
Agapornis roseicollis

Roseicolli of perzikkop dwergpapegaai - Agapornis roseicollis

Herkomst

De soort werd al in 1793 ontdekt, maar kreeg pas zijn soortnaam in 1817. Rond 1860 werden ze voor het eerst naar Europa ingevoerd en ongeveer 10 jaar later werd er succesvol mee gekweekt. Ze leven in het wild in kleine groepjes (10 à 15 vogels) in droge, rotsachtige gebieden met enkele bomen. Deze Afrikaanse parkieten zijn afkomstig van het zuidwesten van Afrika, van Angola tot de oevers van de oranje rivier.

Afmetingen

Ze worden gemiddeld 15 tot 17 cm groot en wegen gemiddeld 40 à 60gr.

levensverwachting

Gemiddeld 10 tot 16 jaar

Uiterlijk

Het zijn forse vogels, met felle kleuren, een korte staart en een stevige snavel. De wildkleur zijn overwegen groene vogels met een groot rood masker. Boven op de kop en langs de snavel, tot voorbij de ogen is het masker donker rood. Vanaf de wangen, tot de borst wordt het masker geleidelijk lichter van kleur. De buik en rug tot boven op de kop zijn lichtgroen. De vleugels zijn donkerder groen en de vleugelpennen zijn meer grijs. Ze hebben een fel blauwe stuit en hun staartpluimen zijn groen met een rood/zwarte tekening. Tenslotte hebben ze een hoornkleurige snavel, donkere ogen en grijze poten met donker grijze nagels.

Jonge vogels zijn te herkennen aan hun lichtere, minder felle kleur en de zwarte vlek bovenaan de snavel.

Geslachts-

verschil

Uiterlijk zijn ze zoals de meeste agaporniden niet van elkaar te onderscheiden.

Enkel via de bekkentest is het onderscheid tussen man en pop te maken.

Kleuren

Ze komen al in vele mutaties voor. Naast wildkleur is er olijfgroen, lichtgroen, zeegroen, blauw, violet, mauve, albino, lutino, bleekmasker, cinnamon, pastel (gezoomd), overgoten, fallow, isabel, roze masker,

gele zwartoog, bont, oranje masker, opaline en combinaties van enkele van voorgaande mutaties.

Huisvesting

Ze zijn als koppel te houden in een sierkooitje of samen met andere kromsnavels in een binnen- of buitenvolière. Ze redelijk eenvoudig tam gemaakt worden. Hoe jonger de vogel, hoe makkelijker dit meestal zal gaan. Ze kunnen absoluut niet samen gehouden worden met kanaries, andere kleine zangvogels of exoten. Met andere parkieten zullen er minder snel problemen voorkomen, op voorwaarde dat ze in een voldoende grote kooi of volière gehouden worden. Ze kunnen ook onderling ruzie maken, vooral in de kweekperiode of als er nieuwe vogels aan de groep toegevoegd worden. In de winter kunnen ze perfect buiten blijven, een tocht- en vorstvrij nachthok zullen ze natuurlijk sterk appreciëren.

Het zijn slopers, dus niet in een houten kweekkooi of volière houden. Voorzie voldoende klim-, speel- en knaagmogelijkheden want het zijn speelse vogel, die ook redelijk veel ‘lawaai’ durven maken.

Vermits ze graag een bad nemen, is het aan te raden een bad te voorzien met proper badwater.

Nestmateriaal

Goede kweekresultaten kunnen ze zowel in een kweekkooi per koppel, als in groep in een volière verkregen worden. Voorzie in een volière meer nestkasten dan koppels. Als nestgelegenheid kan een natuurblok gegeven worden of een nestkast voor parkieten. De horizontale nestkast heeft een ideale grootte van ongeveer 25 x 15 x 15cm, maar ook een verticaal model voldoet perfect.

Als nestmateriaal kan er een laagje houtsnippers (best hennepstrooisel) direct in het nest gelegd worden.

De pop zal dit afwerken met wilgen- takjes, stro, kokosvezel en trosgierststeeltjes, die ze zal slopen,

tussen haar staartveren zal stoppen en zo naar het nest brengen .

Kweek

Gemiddeld zal de pop 4 tot 6 eitjes leggen, om de dag 1. Na ongeveer 23 à 24 dagen broeden

(door de pop en vanaf het 2e ei) zullen deze uitkomen. Op de leeftijd van 8 dagen kunnen de jongen geringd worden (4,5mm). Na ongeveer 6 weken gaan de jongen uitvliegen, waarna ze nog 2 tot 3 weken gevoerd zullen worden door de ouders vooraleer ze volledig zelfstandig zijn.

Het is aan te raden de jongen, bij de kweek in een kweekkooi, dan van de ouders te scheiden. E

en gezond koppel mag 2 tot 3 nestjes per jaar grootbrengen.

Voeding

Het hoofdvoer is een zaadmengeling speciaal voor agaporniden, zonder zonnepitten, met cardy.

Dit wordt aangevuld met trosgierst eivoer, kiemvoer, stukjes fruit en groenten.

Ook sepia en grit (of maagkiezel) dienen altijd ter beschikking te staan.

Bijzonderheden

Agaporniden worden in het Engels ook wel 'lovebirds' genoemd en ‘inséparables in het Frans, omdat een koppeltje vaak onafscheidelijk van elkaar is. Ze zijn van alle agapornis-soorten het eenvoudigst tam te maken en kunnen over het algemeen goed geluiden imiteren.