';
Herkomst |
Deze dwergpapegaaien komen slechts in een heel beperkt gebied voor, ze leven in de valleien langs de bovenstroom van de Zambesirivier in Zambia. Ze zijn ontdekt in 1904, naar Europa gebracht vanaf 1908 en er werd al volop mee gekweekt in 1911. |
Afmetingen |
Ze zijn iets kleiner dan de agapornis personata waar ze hard op lijken. Ze worden gemiddeld 13,5 cm. |
Uiterlijk wildkleur |
De wildkleur nigrigenis is een overwegend groene vogel. De buik, onderkant van de borst en onderkant van de staart zijn geelgroen en de rug en vleugels zijn meer donker groen. De vleugelpennen zijn blauw zwart en de staartpennen hebben een oranje/geel/zwart tekening met een groene staarpunt. Ze hebben een donker kopje, boven de snavel start het roestbruin, nadien een stukje donkerbruin en vervolgens olijfgroen tot aan de rug. Ook onder de snavel en de wangen zijn donker bruin / zwart. Tenslotte is er nog een oranje band tussen het donker bruine en het groen. Ze hebben een mooi rode snavel en een witte snavelriem. Hun donkerbruine ogen zijn omringd met een witte ring. En ze hebben grijze poten met donker grijze nagels. De jonge vogels zijn minder fel van kleur en de bovenkant van de snavel heeft een zwarte kleur. |
Kleuren |
Naast de wildkleur zijn er al 2 mutaties, hetgeen eigenlijk gewoon lichte aanpassingen zijn aan de wildkleur. De eerste is ‘Misty’, deze vogels zijn iets lichter van kleur. En de tweede is ‘overgoten’, deze vogels zijn veel lichter van kleur (veel grotere melaninereductie). |
Geslachts verschil |
Uiterlijk zijn ze zoals de meeste agaporniden niet van elkaar te onderscheiden. Enkel via de bekkentest is het onderscheid tussen man en pop te maken. |
Huisvesting |
Ze zijn als koppel te houden in een sierkooitje of samen met andere kromsnavels in een binnen- of buitenvolière. In de winter kunnen ze perfect buiten blijven, een tocht- en vorstvrij nachthok zullen ze natuurlijk sterk appreciëren. Het zijn zachtaardige vogels, die eenvoudig in kolonieverband kunnen gehouden worden. Ze zijn zachter van karakter dan bijvoorbeeld de agapornis roseicolli. Ze kunnen perfect samen gehouden worden met soortgenoten, agapornis-soorten en andere parkieten. |
Broed- voorzieningen |
Er zijn goede kweekresultaten te verkrijgen zowel bij het kweken in groep in een volière, als per koppel in een kweekkooi. Als nest kan zowel een natuurblok gebruikt worden, als een houten agaporniden/parkieten nestkast (liefst een liggend model). Het zijn geen grote nestenbouwers, leg op de bodem van de broedblok een laag van ongeveer 2cm van bijvoorbeeld hennepstrooisel. Dit kunnen ze dan afwerken met stro en wilgentakjes. |
Kweek |
Ze leggen gemiddeld 3 tot 6 eitjes (om de andere dag 1). De eitjes worden alleen door de pop bebroed, zij zal door de man op het nest gevoerd worden. Na 23 dagen komen de eitjes uit. De jongen hebben eerst een oranjerode donsbevedering die met ouder worden veranderd in een donkergrijze. Na 9 dagen kunnen de jongen geringd worden (4 mm ring). Na ongeveer 6 weken zullen de jongen uitvliegen, waarna ze nog ongeveer 2 weken door de ouders gevoerd zullen worden. |
Voeding |
Het hoofdvoer is een zaadmengeling voor agaporniden, die is een parkietenmengeling zonder zonnepitten en met cardy. Dit wordt aangevuld met wilde zaden en trosgierst. Verder zeker eivoer en eventueel wat kiemzaden geven, vooral tijdens het broedseizoen. Als snack kan er groenvoer en kleine stukjes fruit gegeven worden. |
Bijzonderheden |
Deze agapornis soort komt veel minder voor dan de roseicolli, fisherie en personata omdat ze algemeen minder gekweekt worden. Daarnaast komen er ook weinig raszuivere vogels voor omdat ze regelmatig met bijvoorbeeld de agapornis personata gekruist worden. |