';
Herkomst |
Deze Australische parkieten leven in Zuidoost-Australië, het noordoosten van Zuid-Australië en het zuidwesten van Queensland. In 1858 zijn ze voor het eerst in Europa ingevoerd. Ze leven per paar of in (grote) groepen in open beboste savannes, meestal nabij water, waar ze veel tijd doorbrengen op de grond zoekend naar voedsel. |
Afmetingen |
Gemiddeld 26 tot 28 cm |
Uiterlijk |
De wildkleur mannen zijn opvallend geel en groene vogels. De kop, hals, borst, rug, staart en vleugels zijn groen van kleur. De kop, hals, staart en vleugels hebben een blauwe glans. Ze hebben een gele buik en witte onderstaartdekveren. Opvallend is de rode stuit, vandaar de naam roodrugparkiet. De popjes zijn overwegend grijsgroene, olijfgroene vogels Ze hebben een donkere grijszwarte snavel en grijze poten met zwarte nagels. De jonge vogels zijn minder intensief van kleur, maar al van in het nest zal er een verschil te zien zijn tussen de mannen en poppen. De mannen zullen al snel een intensiever groen kopje hebben en een beetje rood op de rug. Na 6 à 7 maand zijn de jonge vogels volledig op kleur. |
Geslachts onderscheid |
Er is een groot verschil tussen man en pop. Mannen zijn zowel bij de wildkleur, als bij de kleurafwijkingen, veel intensiever van kleur. De poppen zijn veel matter van kleur. Verder bezitten enkel de mannen een rode stuit, deze ontbreekt bij de popjes. (Bij sommige kleurafwijkingen kan dit afwijken, bij de blauwe variant is het een fel blauwe stuit.) |
Kleuren |
Buiten de wildkleur bestaan er ondertussen al vele mutaties. Zoals opaline, cinnamon, fallow, lutino, albino, pastel, zeegroen, bont en blauw. |
Huisvesting |
Ze zijn als koppel te houden in een sierkooitje of samen met andere kromsnavels in een binnen- of buitenvolière. In de winter kunnen ze perfect buiten blijven, maar een tocht- en vorstvrij nachthok is aan te raden. Het zijn rustige en stille vogels zeker in vergelijking met veel andere parkietensoorten. Ze kunnen zonder problemen samen gehouden worden met andere parkieten, maar vooral tijdens de kweekperiode kunnen roodrugparkiet mannen onderling moeilijk gaan doen. Het zijn ook heel sterke vogels, die weinig eisen stellen naar huisvesting en verzorging. Ze vliegen graag eens rond en scharrelen graag rond op de bodem van de kooi of volière op zoek naar eten. Vermits ze graag een bad nemen, is het aan te raden een bad te voorzien met proper badwater. |
Broedvoorzieningen |
Een natuurblok of houten nestkast voor grote parkieten zijn beide geschikt. De ideale maat is 20 x 20 x 30cm, met een invlieggat van 5 à 6cm en zowel een horizontaal of verticaal model kan. Leg als nestmateriaal een laagje zacht houtstrooisel (liefst hennepstrooisel) op de bodem van het nest, wat ze eventueel nog kunnen afwerken met wilgentakjes en stro. |
Kweek |
De pop legt gemiddeld 4 tot 7 eitjes, om de andere dag 1. Na 19 tot 21 dagen broeden, meestal vanaf het 3e ei en enkel door de pop, komen de eerste eitjes uit. Tijdens het broeden zal de man de pop voeren, de eerste week als de jongen geboren zijn, worden ze enkel door de pop gevoerd en nadien zullen beide ouders ze voeren. Op de leeftijd van 7 dagen kunnen de jongen geringd worden, na 10 dagen komen de eerste vleugel- en staartpennen, na 30 tot 35 dagen verlaten de jongen het nest. 2 tot 3 weken na het uitvliegen, zijn de jongen volledig zelfstandig en kunnen ze van de ouders gescheiden worden. |
Voeding |
Het hoofdvoer in een grote parkieten zadenmengeling, aangevuld met trosgierst en een beetje groenvoer. Eivoer en kiemzaden moeten ook voorzien worden, zeker tijdens de kweekperiode. Verder mogen grit (of maagkiezel) en sepia ook niet ontbreken. |
Bijzonderheden |
De soort kent eigenlijk 2 ondersoorten, naast de gewone roodrugparkiet is er ook nog de bleke roodrugparkiet, die zoals de naam doet vermoeden bleker van kleur is. |