';
Herkomst |
Het is een vogelsoort die in het wild niet voorkomt. De soort is ontstaan doordat vogelliefhebbers ooit verschillende soorten gekruist hebben en daarmee verder gekweekt. |
Afmetingen |
10 tot 12 cm |
Uiterlijk |
Het is een klein vogeltje, met korte vleugels, een glanzende, grijze snavel en donkere ogen. De wildkleur is overwegend donker bruin of zwart. De borst, kop, vleugels, rug, stuit en staart zijn donker bruin of zwart. Tussen de borst en het onderlijf is er een duidelijke mooie lijn. Het onderlijf heeft een typerend visgraatmotief, dit dankzij zwart-witte veertjes. |
Kleuren |
Ondertussen worden er al vele varianten gekweekt. Verschillende kleur- en vedermutaties. Naast de wildkleur zijn er ook nog: zwartbruin, wit, zwartgrijs, roodbruin, pastelroodbruin, getekend, roodgrijs, zwart en crème-ino. En wat je ondertussen het meeste zal zien: bont. De vedermutaties zijn gekuifd en gefriseerd. |
Geslachts verschil |
Uiterlijk is het heel moeilijk (bijna onmogelijk) om ze te onderscheiden. Echt zeker ben je als het mannetje zich dik maakt en begint te zingen en het popje interesse toont door met opgeheven hoofd en gestrekte nek interesse te tonen in het mannetje. Wil je toch al een idee hebben of je misschien de juiste samen zet, dan kan je zoals bij de kanaries blazen. Er is een verschil te zien, maar het is klein en verre van een zekerheid. Ook zou bij de mannetjes het onderste punt van het oog, zich iets hoger bevinden dan het verlengde van het punt tussen de ondersnavel en de bovensnavel. En bij de popjes zou dit iets lager zijn. |
Huisvesting |
Ze kunnen zowel in een sierkooi, in een kweekkooi, in een binnen-, als in een buitenvolière gehouden worden. In een buitenvolière kunnen ze in de winter buiten blijven, als er een vorstvrij nachthok aanwezig is. Ze kunnen best per koppel gehouden worden, nooit alleen. Het zijn echte groepsvogeltjes die bovenal nog een groepje verkiezen. Ze hebben een zacht karakter en in een gezelschapsvolière kunnen ze makkelijk bij andere exotische vogels, inlandse vogels en kanaries. |
Broedvoorzieningen |
Het ideale nest is een gesloten of halfopen nestkastje van ongeveer 10 x10 x 12cm met een opening van minimaal 3cm. Of een exotenkorf in pitriet of kokos. Dit zullen ze afwerken met nestmateriaal voor exoten (jute - kokosvezel - sisal - dierlijk haar). |
Kweek |
Omdat Japanse meeuwtjes zo makkelijk beginnen kweken en heel goede ouders zijn, worden ze ook gehouden om de eitjes van andere exotische vogeltjes die moeilijker te kweken zijn, hun eitjes uit te broeden en de jongen groot te brengen. Zelf zal het popje gemiddeld 5 tot 7 eitjes leggen, die door beide ouders bebroed worden. Na 14 dagen komen de eitjes uit. Na 2 tot 3 weken vliegen de jongen uit, waarna ze nog 2 weken door de ouder gevoerd worden, tot ze van de ouders gescheiden kunnen worden. Een (gezond) koppeltje kan dan al aan de volgende kweekronde begonnen zijn. Ze kunnen 3 rondes per jaar grootbrengen. |
Voeding |
Een zadenmengeling voor tropische vogels is het hoofdvoer, dit kan aangevuld worden met Japanse millet en trosgierst. Vooral tijdens de kweekperiode eivoer , eventueel kiemzaden, een universeelvoer en levend voer aanbieden. En grit (of maagkiezel) en sepia moeten altijd aanwezig zijn. |
Bijzonderheden |
Ze nemen graag een bad, dus voorzie dat ook regelmatig. |